Samen één paar ogen

Uit: Samen één paar ogen

Jakob gaat met zijn hand over het elastiek.
Hij raakt die envelop maar niet kwijt.
Zal hij hem openmaken?
Hoeveel geld zit er in?
Zal hij het geld houden?
Niemand weet toch dat hij de envelop heeft…
Jakob schudt zijn hoofd.
Een brief voor een ander maak je niet open!
Hij legt de envelop in zijn kastje en gaat in bed liggen.
Het gordijn is nog open.
Hij ziet de lichtjes van de snelweg.
In de lucht fonkelen sterren.
Een lichtje beweegt.
Dat is geen ster, weet Jakob.
Het is een vliegtuig.
Hij hoort de motor ronken.
‘Dief,dief,dief’, bromt het in zijn hoofd.
Het lichtje komt recht op hem af.
Als dat vliegtuig door het raam vliegt?
In een flits ziet Jakob de bal op zich af komen.
‘Nééé!!’ Met een schreeuw wordt hij wakker.
Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd.
‘Dief’, zegt hij hardop. ‘Ben ik een dief?
Ik pakte die envelop toch niet met opzet?’
Hij moet die envelop kwijt. Maar hoe?