Zwijgend water

Uit: Zwijgend water

Met een schok word ik wakker. Heel duidelijk hoor ik nu kloppen, almaar harder. Ineens houdt het op. De deur gaat open. Tergend langzaam schraapt de onderkant over de houten vloer. In de deuropening staat een jongen, ongeveer even groot als ik. Hij draagt een grijs kieltje en een donkergrijze, te korte lange broek. Aan zijn voeten zitten klompen.
‘Frederik.’ De lippen van de jongen vormen mijn naam, maar uit zijn mond komt geen
geluid.
‘Louis.’ Ik zoek zijn ogen, maar ineens is hij weer weg.
Ik heb hem niet eens zien verdwijnen.
De deur blijft openstaan. Het flauwe licht van een waaklampje bovenaan de trap valt naar binnen.
‘Louis,’ probeer ik nog een keer.
Niemand.
Ik blijf naar de deuropening kijken. Tot ik eindelijk uit bed kan komen. Voetje voor voetje schuifel ik naar de deur, til haar lichtjes op en sluit haar.
Het wordt pikdonker. Over de dakbalken zoek ik het raam, duw het rolgordijn omhoog.
De nacht komt binnen.