Brand

Uit: Brand

1. De ramp

 

HOTEL ZEEWIND 25 december: Kerstmis!

Dag Thomas,

Hier zitten we dan, met z’n vieren in een hotelkamer. Mama, papa, Kobe en ik. We zijn hier plots, ineens, zomaar, helemaal onverwacht. We hebben niet eens koffers mee. Want we hebben immers niets meer. Je weet wat er gebeurd is. Mama heeft je net gebeld. Ik wilde je ook nog iets zeggen.
Maar er was geen tijd meer, het telefoontje moest zo snel gaan. Schrijf straks maar naar je grote broer, zei mama. Ik kan toch de computer niet gebruiken, antwoordde ik. Schrijven, bedoel ik, zei mama, met een balpen op papier. Ik zou veel liever mailen, zoals altijd. Maar ik durf niet denken aan onze computer.
Is hij stuk? Of gesmolten? Of blijft er alleen een klein hoopje as van over?
Ik zit hier aan een klein tafeltje in het hotel. Aan de receptie kreeg ik een balpen en briefpapier.Dat merk je wel aan het briefhoofd bovenaan dit blad.
Schrijf Thomas alles wat er is gebeurd, zei mama me daarnet. Ik weet echt niet hoe ik dat moet doen. Mijn hoofd zit veel te vol.
Ik wil je alleen vertellen dat met ons alles oké is. We zijn niet gewond, we hebben zelfs geen schrammetje. Alleen de schrik zit nog in mijn lijf. Je merkt het vast aan het bibberen van de letters.
Mama en papa zijn ook heel erg geschrokken. Ze houden elkaar goed vast. Ze willen vast niet omver vallen na ramp van daarnet. Papa zegt voortdurend: we hebben niets meer. En mama zegt niets, ze huilt alleen maar.
Onze kleine broer Kobe doet alsof er niets aan de hand is. Hij heeft het hier best naar zijn zin. Hij probeert alle lichtknoppen uit. Hij zegt wie vannacht in welk bed moet slapen.
Is hij al vergeten wat er is gebeurd?
Thomas, wat jammer dat jij er nu niet bent. Wat jammer dat je ook overmorgen niet naar huis kunt. Want we hebben geen huis meer. Ik besef het nu pas goed: je zult met er met oudejaar niet zijn. En met nieuwjaar ook niet. Volgende week ben je geen leider op het speelplein. Ik vind het net zo fijn als jij onze groep leidt. Jij, mijn grote broer, waar ik zo trots op ben. Je blijft in Zwitserland. En je bent daar nu al drie maanden om te studeren.Wat ga je daar nu doen? Studeren? Ook in de kerstvakantie? Moet je nu oudejaar en nieuwjaar in je eentje vieren? Wat sneu toch!
Maar weet je wat ik echt het ergst vind? Het ergst is dat niemand van ons naar huis kan.
Want ons huis is door een brand verwoest.