Opa zwijgt

Uit: Opa zwijgt

‘Oma!’
‘Emma’
Oma’s wangen zijn donzig zacht en warm. Ze
ruikt naar zeep en naar oma. Haar krulletjes kietelen
mijn oren.
‘Wat is dat lang geleden, hé Emma.’ Oma zet haar
bril weer recht.
Waar is opa? wil ik vragen. Net als altijd. Ik voel
bijna zijn hand door mijn haren gaan en hoor hem
‘dag, mijn Emma’ zeggen.
Maar oma trekt me door de lange gang. Halfweg
staat een rolstoel. Een rolstoel met grote wielen achteraan.
Net de wielen van een fiets.
‘Kom binnen’ nodigt ze uit.
De zomerzon tuimelt de kamer binnen door grote
ramen die uitkijken op de tuin. Het scherm van de
televisie flikkert. En het geurt naar koffie.
Opa zit op een stoel aan tafel, zijn armen gekruist
op het tafelblad. Hij kijkt naar de tafel. Of naar zijn
handen. Die handen, bruin en pezig, knoesterig als de
takken van een oude boom, zullen me op zijn knie
trekken, zijn harde, knokige knie. De knie begint te wippen.
Onder mij galoppeert een paard. Jutekote paardje, zingt opa.
Vooruit, Emma,’ haalt oma me uit mijn droom.
‘Zeg eens wat.’
‘Dag opa’, zeg ik braaf.
Opa’s lippen trillen. Dag, mijn Emma. Hij zegt het
niet. Maar ik weet dat hij dat bedoelt. Hij steekt zijn
hand uit, zijn goede hand. Zal ik hem een zoen ge-
ven? Wat ruikt hij vreemd, naar babypoeder en medi-
cijn. En zijn baard prikt.
Opa knijpt in mijn hand en het duurt lang voor
hij me loslaat. Vlug zet ik een paar passen achteruit.